Ode aan de Scheppingskracht van de Geest

Geen kracht boeiender en dynamischer als de scheppingskracht. De scheppende geest is de meest onberekenbare die de mens kent. Nergens gaan begin en einde, maken en afbreken, ja zelfs leven en dood zo vitaal, verknoopt en vernietigend samen. Het is een gave die je andere eigenschappen de stuipen op het lijf kan jagen. Waar je relativeringsvermogen je evenwicht belooft en alles kleiner maakt, daar stapt de scheppende geest vol energie over alles heen en belooft je groter te maken dan jezelf.

Scheppingskracht manifesteert door gewoonweg haar eigen gang te gaan en geen acht te slaan op de al te kleine hindernissen in je geest. Het baant zich een weg en duwt vol vrolijke boosheid je relativeringsvermogen aan de kant. Met een zwierige beweging worden je zorgvuldig opgebouwde heilige huisjes van tafel geveegd. “Hier geen alledaagse kleinigheden”, klinkt het in je hoofd en je voelt de kalmte voor de storm. Eerst de aanwakkerende wind. Het stof wordt van je geest opgetild en weggeblazen. De vlaktes van je bestaan worden hervormd in hoge bergen en diepe dalen.

Het relativeringsvermogen zwijgt inmiddels respectvol. De wind verandert in een stevige storm. Je verlaat de grenzen van lichaam en geest en groeit mee met de bergen en dalen. De armen wijd gespreid laat je de elementen op je inwerken. De wind botst op je lijf en je ademt de ijle koude lucht diep in. Groter dan de elementen steek je boven alles uit. Scheppingskracht huist in ijzige hoogten waar het nooit koud genoeg en de wind nooit hard genoeg is. Gereinigd van alle ingestampte wijsheden en gedragingen beginnen de gedachten te groeien en worden groter en dieper tot ze boven jezelf uitsteken en de wereld tarten.

Je kijkt naar beneden naar je eigen mens-zijn. Er verschijnt een glimlach op je gezicht. Ja, dit was ik vóór mijn schepping. Voordat ik mijn dwergen aan de kant duwde en reuzen schiep. Voordat ik mijn huisjes verving door bergen. Voordat ik boven mezelf uit schiep, deze gedachte die nu de wereld in de hand houdt en er mee speelt. Deze gedachte die vanuit zichzelf nieuwe gedachten schept en er nieuwe werelden mee vult. Lachend en fier volgt de ene gedachte op de andere, voortbouwend tot mijn schepping volbracht is.

Het stormachtige schouwspel wordt rustiger. De geschapen gedachte is compleet. De wind is gaan liggen. Ieder geluid is nu verdwenen. Er is stilte. Ijzige stilte. Hoog boven de bergen zweeft de gedachte op majestueuze wijze.

Mijn scheppende geest aanschouwt het geheel en trekt zich trots terug.

Mijn relativeringsvermogen heeft vanuit zijn schulp de scheppingskracht aan het werk gezien en zwemt nu in jaloersheid. Zelf alleen in staat tot kleine en zelf-kleinerende gedachten, ziet het de eigen onmacht. “Als ik niet groter kan zijn, dan moet de rest maar klein gemaakt worden”, denkt het. Het laadt zijn giftige pijlen en vuurt ze venijnig af naar het hart van mijn geest. De schepping van zojuist voelt het gif in zich doordringen. Het wordt zwak en dooft. Wat overblijft is mijn schaamte. Hoe had ik zoiets durven denken? Wie denk ik wel dat ik ben?

Maar in een verre duistere uithoek van mijn geest herstelt de scheppende geest van de wonden en beraamt een luisterrijke come back.



Dit artikel verscheen eerder op De Afgrond

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Terug naar boven