Naar aanleiding van de uitgave van de nieuwe vertaling in het Nederlands
Der Untergang des Abendlandes is een invloedrijk werk van Oswald Spengler uit 1918 (deel 1) en 1923 (deel 2) over het cyclische karakter van beschavingen. Het is feitelijk een metahistorische beschouwing over de westerse beschaving. Hiertoe kijkt Spengler ook dieper naar het karakter van andere beschavingen. Zoals de titel al suggereert, positioneert Spengler de westerse beschaving aan het einde van de cyclus, een beschaving die al gepiekt heeft en nu op zijn retour is. Tegenwoordig wordt dit werk met enige argwaan bekeken. Dit heeft enkele redenen.
Gebruikelijke duiding van Der Untergang des Abendlandes
Ten eerste wordt Spengler gerekend tot de Conservatieve Revolutionairen. Hiertoe behoren ook mensen als Arthur Moeller van den Bruck, Carl Schmitt en Ernst Jünger. Moeller van der Bruck heeft het boek met de titel ‘Das Dritte Reich’ geschreven. Ondanks de titel staat Moeller van den Bruck’s gedachtegoed los van het nationaalsocialisme. Maar dit onderscheid wordt al te vaak niet begrepen. Het gevolg is dat de Conservatieve Revolutionairen als groep ten prooi vallen aan schuld-door-associatie. En bijgevolg dus ook Spengler.
Ten tweede spreekt Spengler in zijn boek over ras, bloed en volk. Dit zijn termen die in die tijd normaal waren, maar tegenwoordig ongelezen en zonder discussie worden verworpen met zelotische precisie. Spengler erkende het bestaan van rassen als zijnde een clustering van mensen die gelijke voorouders, groepsidentiteit en aanleg tot gedrag hebben. Welbeschouwd is dit een valide classificatie. Spengler geeft ook aan dat hoewel ras reëel is, dit geen reden is om jezelf meer of minder te voelen dan andere rassen. Hij was tegen de politisering ervan. Ook bij bloed heeft Spengler het meer over spirituele kwaliteiten zoals levenskracht, dan over strikt biologische eigenschappen.
Ten derde leek het geschetste beeld van een beschaving in verval perfect te passen in de post-WO1 malaise in Duitsland destijds. De politieke bewegingen hebben hier opportunistisch op ingehaakt, zonder de essentie te begrijpen van hetgeen Spengler schreef.
Door deze drie factoren, zeg maar de nazi-verdachtmaking, is het boek na WO2 uit de gratie gevallen in establishment-kringen. Dat de nazi-verdachtmaking blijk geeft van een ernstig gebrek aan kennis wordt pas duidelijk wanneer je in het werk zelf duikt.
Diepere beschouwing van Der Untergang des Abendlandes
Zoals gezegd is Der Untergang des Abendlandes een metahistorische beschouwing. Dat wil zeggen dat het de grotere historische processen bekijkt en bespreekt, en niet de historische events zelf. Om dit werk te bekijken zal de lezer om te beginnen afstand moeten nemen van het idee van lineaire tijd. Alle beschavingen kennen een geboorte, groei (de cultuur-periode volgens Spengler), bloei en neergang (de civilisatie-periode volgens Spengler). In de cultuur-periode is er een grote scheppende kracht aanwezig in het volk. In de civilisatie-periode vindt er een bevriezing of consolidatie plaats. De fundamentele ideeën en instituten worden niet meer ter discussie gesteld.
Geen enkele beschaving kan hieraan ontsnappen. Dat wil niet zeggen dat het volk, dat de beschaving geschapen heeft, verdwijnt. Zij worden enkel terug geworpen op zichzelf en verliezen hun instituten, gebruiken en idealen. Anders gezegd, beschavingen hebben een cyclisch karakter. Deze manier van kijken naar geschiedenis bouwt op de notie van kwalitatieve tijd in plaats van kwantitatieve tijd.
Daar waar kwantitatieve tijd het leven en de wereld bekijkt en beschrijft in mathematische termen van jaren, dagen of uren, daar bekijkt en beschrijft kwalitatieve tijd dit in termen van de flow van betekenis, essentie. Eenvoudig gezegd is de kwantitatieve benadering de gebruikelijke geschiedschrijving middels temporele sequentie en is de kwalitatieve benadering mythos middels flow van essentie en geestkracht. Spengler’s benadering is meer kwalitatief.
Hiermee neemt Spengler een traditionalistisch perspectief in. Dit perspectief wil zich niet verliezen in de rationalisering van het leven. Het wil de ratio enkel inzetten om de kwaliteit te helpen bewaren. Dat betekent echter ook dat het een standpunt inneemt dat on-modern is. Het valt letterlijk buiten de scope van het moderne denken, waarin het kwantitatieve en rationalistische overheerst. De neiging tot deze kwalitatieve kijk, is terug te vinden bij vele Conservatieve Revolutionaire denkers. Deze is verder terug te traceren tot de Romantische herleving van de Germaanse klassieke herleving in de 19e eeuw, de Duitse Idealisten van de 18e eeuw, en uiteindelijk tot het gehele prechristelijke denken in Europa. Het bevindt zich dus niet aan de buitenranden van de moderniteit, maar is een geheel andere arena die niet correct te begrijpen is vanuit het modernistische begrippenkader.
Spengler bouwt voor een belangrijk deel voort op het werk van Goethe en Nietzsche. Wanneer Nietzsche bijvoorbeeld spreekt over de dood van God door toedoen van de mens, kondigt hij feitelijk het einde van een tijdperk aan, temeer daar er niets nieuws tegenover gesteld wordt wat dit verlies kan compenseren. En wanneer Nietzsche de woekerende kuddegeest van de mens ontmaskert, zegt hij feitelijk dat de mens zijn scheppende kracht verloren heeft. De combinatie van beide factoren leidt tot de constatering dat de beschaving in verval is, en dat er geen potentie tot krachtige revitalisatie is. Combineert men dit met het cyclische perspectief, dan arriveert men bij Spengler.
Maar er is ook een belangrijke, vaak over het hoofd geziene synchroniciteit met het werk van de Italiaanse traditionalistische denker Julius Evola. Wanneer Spengler het heeft over het toenemende materialisme, dan spreekt hij niet zozeer over hebzucht van grootindustriëlen, maar over de veel diepere notie van het verdwijnen van de martiale en spirituele aspecten van het leven. Evola schrijft hierover in zijn belangrijkste werk Revolt Against the Modern World. De essentie van dit inzicht ligt ook ten grondslag aan het verval dat Spengler ziet in het Westen, waar de hogere en nobelere idealen een voor een ten prooi vallen aan de restrictieve eisen van rationalisering en mechanisering. Eenvoudig gezegd, de mens richt zich enkel nog op productie, consumptie en een geïndustrialiseerd vermaak als afleiding. De vraag hoe een ideologie of staat het geld verdeelt, is dan alleen nog een banale politieke aangelegenheid.
Pas wanneer men dit alles begrijpt, wordt duidelijk dat de metahistorische constatering van het verval van een beschaving niet te reduceren is tot een verloren oorlog of de opkomst en ondergang van de zoveelste moderne ideologie (zoals fascisme, communisme, nationaalsocialisme, marxisme). Deze ideologieën trachten weliswaar vanuit hun eigen standpunt maatschappelijke problemen op te lossen, maar zijn nooit ontsnapt aan de materialistische zeitgeist. Zij zijn ironisch genoeg de bevestiging van het verval dat Spengler ziet.
Kritiek op Spengler
Er is mijns inziens wel kritiek mogelijk op Spengler, maar deze is alleen zinvol wanneer men de modernistische ideeënwereld achter zich laat. Spengler spreekt bijvoorbeeld over de Faustische geest. Deze ontstaat volgens hem in de 10e eeuw en wordt gekenmerkt door het verlangen naar het oneindige en het uitgebreide. Deze drang zie je bijvoorbeeld terug in de kathedralen, polyfone muziek en de perspectivische schilderkunst. De datering van de geboorte van de Faustische geest in de 11e eeuw is echter niet correct. Dezelfde drang naar het oneindige en het uitgebreide zie je namelijk terug in de spirituele en martiale beleving van de Germanen en Kelten. Evola schrijft in Revolt Against the Modern World:
“Moreover, the rigorous climate, barren soil, and need for hunting as well as the need to migrate across unknown seas and continents naturally shaped those who innerly retained this spiritual experience of the sun, bright sky, and fire into warriors, conquerors, and navigators, and thus furthered that synthesis of virility and spirituality, the characteristic traces of which were retained in the Indo-European races.”
De Faustische geest is ouder dan de Westerse beschaving zoals Spengler die dateert. De reden hiervoor is dat niet de beschaving de drager is van deze geest, maar het volk zelf. De teloorgang van de prechristelijke Germaanse en Keltische beschavingen, heeft niet geleid tot het verval van deze Faustische geest. Het heeft wel geleid tot een metamorfose van die geest. Er zijn namelijk wel verschillen in de wijze waarop de Faustische geest zich in de Germaanse beschavingen en in de westerse beschaving heeft gemanifesteerd.
Dit legt tevens een gebrek in de duiding van de Faust-mythe bloot. Het historische verhaal van Faust speelt zich af in de christelijke middeleeuwen. Faust kan in zijn drang naar oneindige kennis en rijkdom alleen voor hulp aankloppen bij God of de Duivel. En aangezien God niemand naast zich duldt, kan hij enkel bij de duivel aankloppen. Plaats men Faust echter in prechristelijke tijd, dan zouden zijn keuzemogelijkheden heel anders zijn geweest. In de Germaanse spiritualiteit was het normaal om te streven naar evenaring van de Goden. En voor deze queeste zouden er meerdere paden en leerscholen zijn geweest. Goed en kwaad zouden in deze context niet existeren. De uitleg van Faust zou radicaal anders zijn geweest.
Herwaardering
In de metahistorische analyse van Spengler is deze cruciale Faust-mythe niet goed beoordeeld. Bovendien mist Spengler dus het feit dat sommige eigenschappen van een volk nadat een beschaving verloren is gegaan, bij een volgende beschavingscyclus weer terug kan keren. Dit laat echter toch onverlet dat het werk van Spengler van grote waarde is.
Beschavingen hebben een cyclisch karakter en aan elke beschaving komt een einde. Dit is een feit dat we niet moeten ontvluchten. Alleen door dit soort ontwikkelingen recht in de ogen te kijken, kunnen we er iets constructiefs mee doen. En alleen zo kunnen we ons mentaal voorbereiden op hetgeen er komen gaat en de juiste eigenschappen cultiveren die bij een eindfase horen. Verder zou ik mensen aanraden om ook het werk van Nietzsche én van Evola te lezen. Dit verdiept het begrip van het werk van Spengler.