Dit is het tweede deel van een tweedelig artikel. Voor het eerste deel lees hier.
De levenscyclus van een beschaving
Doordat elk animerende idee een eindige potentie heeft, is elke beschaving tevens eindig. Dit wil niet per definitie zeggen dat de natie die geboorte gaf aan deze beschaving uit zal sterven, hoewel dit theoretisch wel kan, maar wat wel sterft is de animerende idee die deze natie heeft gedreven.
Hier is het nodig om mijn gebruik van ‘natie’ toe te lichten. Natie heeft, ondanks de vaker voorkomende moderne begripsverwarring, niets te maken met natiestaat. De natiestaat is in essentie een administratieve, juridische en politieke entiteit. Het is civiel. De natie existeert echter geheel los van deze specifieke administratieve, juridische en politieke vorm. De natie is het superorganisme van in voorouderschap verbonden mensen. Door deze voorouderlijke band delen zij mythos, geest, mentale predisposities, en een specifieke manier van zijn. Een natie heeft meer onderlinge samenhang en verwantschap, dan zij met andere groepen hebben. Het begrip natie is relevant in deze context, omdat een natie van nature genegen zal zijn om soortgelijke antwoorden te geven op vragen over leven en voortbestaan. Er rijst een Orde uit dit superorganisme op omdat er voldoende samenhang is voor een gezamenlijkheid die voldoende diepte heeft.
Door de vergankelijkheid van de animerende idee raakt de beschaving dus op drift en verliest zijn slagkracht. Alle instituten en structuren die gebouwd zijn, en die in samenhang konden voortbestaan in de beschaving, raken in verval doordat de verminderde slagkracht minder draagkracht betekent. Men beweegt dan vervallend naar een meer primair en onzekerder bestaan.
Er zijn in de loop der tijd al meerdere beschrijvingen gegeven van de levenscyclus van een beschaving. Spengler sprak van de cultuurfase en de civilisatiefase. Hierbij is de eerste de scheppende fase en de tweede de verstarrende, benuttende fase. Welke indeling men ook geeft, het is belangrijk te onthouden dat dit altijd abstracties zijn. Niettemin geven zij inzicht in het proces dat een beschaving doorloopt. Mijn indeling is gebaseerd op de rol van de mens en van het superorganisme in dit proces. De benaming voor elke fase is gekozen met oog op het belangrijkste leitmotiv van die fase.
De beweging tussen de fasen verloopt wanneer de cyclus zich geheel kan voltrekken van de eerste volgordelijk naar de vijfde fase. Er is echter nooit een garantie dat het doorlopen van een fase noodzakelijkerwijs een vervolg krijgt in de volgende fase. Ingrijpende gebeurtenissen kunnen een natie terugwerpen en zelfs al hun werk teniet doen. Vanuit elke fase kan men dan terugvallen naar de Schemering. De enige zekerheid die de cyclus biedt, is zoals gezegd dat elke beschaving eindig is. Hetzij door uitputting van het animerende idee, hetzij door een ingrijpende gebeurtenis waarop men geen afdoende antwoord heeft.
Eerste fase: Schemering
Deze fase treedt op wanneer een natie nog nooit een beschaving gekend heeft én wanneer een beschaving reeds is vervallen en men in de as ervan leeft. Wat rest zijn dan hooguit enkele onsamenhangende fragmenten van het oude. Elk animerende idee is verdwenen uit de geest. Grotere overkoepelende structuren komen niet (meer) tot stand. Binding tussen groepen is relatief zwak en de binding binnen verwante groepen is relatief sterk, met een versplintering van de samenleving als gevolg. Wat leidend is in deze fase, is de strijd om het kale bestaan. De naam Schemering duidt op de afwezigheid van een duidelijke, gedeelde horizon waar men naar streeft, die meer is dan het kale bestaan. De Schemering voltrekt zich aan de rand van Chaos. De non-lineariteit hiervan maakt het nauwelijks stuurbaar.
Om tot de Chaoskampf, de volgende fase, te kunnen komen, moet men zorgen dat meerdere werkende krachten in een synchroniteit samenkomen, en wanneer dit gebeurt, zal men deze kans met kracht en scherpte moeten aangrijpen.
Scheppingskracht is non-existent in deze fase. Men is bezig met de basale aspecten van het leven. Alle energie en geesteskracht gaat uit naar de primaire strijd om resources en controle. Door de afwezigheid van een animerend idee is er geen hoger, dragend symbool aanwezig in de geest van het volk.
Een onvermijdelijkheid van deze fase is dat er geen structuur, richting of bezieling in leiderschap is. Brute, zij het wijze, kracht brengt je nog het verst. Het superorganisme reinigt zich van alle zwakke, niet-dragende elementen. Deze omstandigheid maakt het noodzakelijk om je te focussen op de strijd om het bestaan en terug te keren naar de absolute basis van het leven en deze eerst meester te worden.
Tweede fase: Chaoskampf
In de schemering van de vorige fase ontstaat een samenleving die ruw is en waarin kracht en strijdvaardigheid een levensnoodzaak is. Het is een bestaan in een semi-chaotische omgeving. Men ziet zich geplaatst tegenover verschillende uitdagingen. Deze biedt men weliswaar het hoofd, maar dit leidt meestal nog niet tot de vonk die een beschavingsproces in gang zet. Onder beschavingsproces wordt hier verstaan een proces waarin de natie zich uit de ruwe setting van zijn bestaan verheft naar levenskrachtige hogere structuren en patronen rondom een animerend idee.
Het is een samenkomst van meerdere factoren die de vonk geeft om iets in gang te zetten. De vonk is het bezielende idee waarmee men de Chaoskampf in trekt. Met deze visie tracht men de kans die tijdelijk ontstaat door een synchroniciteit van werkende krachten te benutten. Het triggert de ‘barbarenleider’ tot de strijd om het basale te overwinnen. Deze strijd is ruw, wild woekerend, beweeglijk, vol woeste scheppingskracht. Hun scheppingskracht is nu nog puur Odinisch. Het is nog in staat om met een been in Chaos te staan. De mythen van Odin tegen de Jötunn, en van Thor tegen Jormungandr zijn voorbeelden van deze Odinische strijd. De naam Chaoskampf duidt op deze mythische strijd, waarin men het tegen de krachten van Chaos opneemt om de visie te realiseren.
Het leidende element in deze fase is het primordiale. Men kampt met ruwe, basale krachten en problemen om zijn bestaan zeker te stellen. Mensen moeten de woeste krachten in deze chaos kunnen weerstaan én deze kunnen overmeesteren met scheppingskracht.
Er wordt logischerwijze nog niet echt iets verdedigd, behalve het leven zelf. Er is immers, behalve de visie, nog geen dragend symbool aanwezig. Maar de strijd in deze fase, vanuit die vonk, betekent wel dat er een nieuw dragend symbool aan het oprijzen is. Dit is het tijdperk van weinigen, van fysiek en mentaal sterke mensen. De zwakkeren hebben niets in te brengen omdat zij niet mee kunnen in dit proces, en bescherming zoeken bij deze sterkeren.
Derde fase: Hemelbestorming
De succesvolle chaoskampf heeft nieuwe contouren doen oprijzen in de woestenij. Het zet de heroïsch-spirituele mens aan tot scheppingskracht, tot uitbouw van de symbolen die zij in de strijd hebben ontwaart. Deze contouren van symbolen mogen gezien worden als het pad dat ontwaart wordt voor de toekomst, en dat weg leidt uit de Chaos. De potentie die ontstaan is door de gewonnen Chaoskampf nodigt meer mensen uit om deel te nemen aan de strijd. Hun scheppingskracht is nog sterk, maar wel enigszins gekanaliseerd door de overwinnende symbolen. De naam Hemelbestorming duidt op de herkenning van de potentie van het uit de as opgerezen animerende idee en het symbool ervan. Na de lange schemering en de herkenning van de kans, ziet men nu de visie als levendige mogelijkheid aan de horizon opdoemen. Het vuurt velen aan om zich bij de strijd aan te sluiten. Het is een vuur dat in hen aangewakkerd is.
Het leidende element is nu het mythische gehalte van de gewonnen Chaoskampf. Het dragende symbool verkrijgt in deze fase zijn uiteindelijke vorm. Deze fase vraagt erom dat mensen de verschillende elementen van mens-zijn (materieel, martiaal, sacraal) in zich verenigen om het symbool in zichzelf en in hun daden gestalte te geven. Hierbij gaat het nog niet om de formele vorm maar om de essentie.
De emergente symbolen winnen zodanig aan kracht dat zij de onvermijdelijke pool, de axis mundi worden waar alles omheen beweegt. De persoon die in staat is om dit in zichzelf te belichamen, overstijgt alle anderen en krijgt een soort mythische status. De emergente symbolen verschijnen letterlijk en figuurlijk op de banieren die men draagt. Het dragende symbool wordt geleidelijk aan vertaald naar instituten en structuren van de nieuwe beschaving.
Vierde fase: Toezicht
Na de realisering van de visie en het resulterende animerende idee en diens symbool in de vorige fase, treden nu de beheerders naar voren. De uitbouw levert gewoonten op waar men zich aan houdt. Het heroïsche, de eeuwige noodzaak van strijd en het scheppen worden vergeten en na verloop van tijd zelfs met achterdocht gezien. Men onderhoud het gebouw, maar vergeet wat er überhaupt nodig was om zover te komen. De naam Toezicht duidt op een verandering in het type mens dat nu ontstaat en naar voren wordt geschoven. Een toezichthouder volgt procedures en gewoonten. Hij houdt het gerealiseerde ‘bouwwerk’ in zijn huidige vorm in stand.
Het dragende symbool van de beschaving reikt nu tot in alle regionen van de natie. Het leidende element in deze fase is het historische, namelijk het verhaal van de eigen wording. Het non-lineaire dat in de vorige fasen nog duidelijk te zien was, verdwijnt naar de achtergrond. Het eigen verhaal wordt door de toezichthouders vertaald naar een eenvoudiger, lineair verhaal.
In deze fase ziet men het heroïsche en de scheppingskracht niet meer als noodzakelijk. De instituten en structuren zijn normaal geworden. Het principiële verhardt in wetten; symbolen en ideeën verharden in structuren. Degenen die de eerste twee fase nog niet aan konden, verschijnen ten tonele en verdringen, in numerieke zin, de heroïschen. De strijd en kracht worden geleidelijk aan vervangen door procedures, ambtelijkheid en dergelijke. Deze tijd vraagt vooral om het eigen maken van de spelregels zodat men binnen de instituten van de beschaving kan stijgen.
Vijfde fase: Vergetelheid en ontbinding
Het toezichtswerk van de beheerders van de structuren, leidt tot langdurige stabiliteit die na verloop van tijd vanzelfsprekend lijkt te worden. De gewoonten lijken geen nut meer te hebben. En de eigenschappen nodig voor het uitbouwen, die de beheerders nog kenden uit boeken, zijn voor de mensen uit deze tijd onbegrijpelijk. De vergetelheid is de directe uitnodiging voor Chaos, die voor de vergeters aanvankelijk nog zeer naïef voor afwisseling wordt aangezien. Hun onbekendheid met nood en strijd maakt hen echter ongeschikt om het tij te keren. De chaos neemt het geleidelijk aan met zijn ijzeren wet van noodzakelijkheid over.
Hun scheppingskracht is nagenoeg uitgedoofd. Men kent voornamelijk nog een creativiteit die ondermijnt, bekritiseert en woekert, zonder zelf tot een nieuwe fundamenten in staat te zijn. Dit zijn de ongewilde handlangers van verval. Gewoonte dringt het dragende symbool naar de achtergrond en uiteindelijk naar de vergetelheid. Het leidende element is deconstructie en ontbinding.
Alle voorgaande fasen worden vergeten. Het gemak en het anemische regeren. Het gebrek aan uitdagingen die aan individuele mensen worden gesteld, leidt tot verzwakking van primaire impulsen, perceptie en vaardigheden. Alleen zware, disrupterende gebeurtenissen kunnen nog tijdelijke impulsen tot herbezinning geven, omdat de geest al te ver is afgedwaald van de essentie. Beschouwing leidt niet meer tot deze essentie. De instituten beschikken net als hun ‘bewoners’ niet meer over voldoende agility en adaptivity om de eeuwige strijd te kunnen voeren.
Wat in deze tijd vooral nodig is, is herbezinning op de fundamenten en op de onvermijdelijke chaos die de vergetelheid brengt. Prepareren voor de aanstaande schemering en de hopelijk er op volgende chaoskampf.
Conclusie
Beschaving vergt altijd strijd, ook wanneer men een structurele stabiliteit denkt te hebben gerealiseerd. Het is echter eigen aan elke succesvolle beschaving dat uiteindelijk de zwakkeren en middelmatigen alle regionen van het tot stand gebrachte bouwwerk gaan bevolken. Deze verschuiving van kracht, strijd, en het vuur dat uit nood voortvloeit naar gewoonte en routine is funest voor de veerkracht en slagkracht van een beschaving. Wanneer het superorganisme zich van het eigen verval bewust zou zijn, zou het de middelmatigen permanent uit de belangrijke delen van de beschaving weren, of hen in elk geval eerst rigoreus trainen. Het zou al in een vroeg stadium zoeken naar een nieuw animerend idee, als opvolging op het uitgeput rakende bestaande idee.
Hoe hoger en verder een beschaving met zijn visie reikt, hoe harder men valt. Dit is een ijzeren wet. Beschavingen zijn inhoudelijk onderling nauwelijks met elkaar te vergelijken. Elke beschaving is het specifieke antwoord van een specifieke natie op de schemering waarin zij zich op enig moment bevinden. Wie Spengler’s begrip van Kulturseele begrijpt, zal dit kunnen beamen.
Wat van de Europese beschaving in elk geval met zekerheid gezegd kan worden, is dat zij verder wilde reiken en daadwerkelijk verder gereikt heeft dan eerdere of nog bestaande beschavingen. Dit maakt een beschaving niet beter of slechter, maar duidt wel op een uniciteit. Wat van de Europese beschaving ook gezegd kan worden, is dat het animerende idee uitgeput is. De echte grote werken kennen wij niet meer. Onze werken beperken zich bovendien tot het sociale en economische domein. Aan alle kanten wordt er gezaagd aan de Europese beschaving, vooral van binnenuit. Maar kritisch zijn an sich is zonder waarde, wanneer degene die kritiek levert niet zelf bijdraagt aan revitalisering, kracht en strijdvaardigheid. Degenen in onze samenleving die nu echt van waarde zijn op de lange termijn, zijn degenen die de eeuwige waarden van kracht, strijd, offers brengen, scheppingskracht in zichzelf ontwikkelen. Maar het zijn per definitie juist deze waarden die in de vervallende fase van een beschaving met argwaan worden bekeken. Dit is een rode draad door alle beschavingen. De tijd zal leren hoe goed men zich op een Schemering voorbereid, wanneer deze ook precies mag komen.
Luctor et emergo was ooit een motiverende gedachte. Het stond in 1900 op een gebouw van samenkomst van een Apostolische geloofsrichting aan de Overtoom in Amsterdam.
Nu is datzelfde gebouw een snooker hal en de tekst is al lang geleden bewust verwijderd.
We zijn nu aangekomen op het moment van brood en spelen en een mengeling van primitieve en gevorderde culturen. Een kansloze propositie. Het leven van de meeste mensen is veranderd in : help, ik verzuip. Het wordt steeds donkerder, jammer hoor !
Niemand wil in een tijd van verval geboren worden. En onze cultuur in onze tijd kent nauwelijks centripetaliteit, maar vliegt juist uiteen, alle kanten op. Dit is de kern van verval. Maar elk verval creëert ook de eigen as waaruit een nieuwe cyclus kan worden verrijzen. Althans, wanneer er enkelingen zijn die voorbij hun eigen tijd kijken en voorbij hun eigen tijd creëren. En dat laatste geeft het persoonlijke leven een duidelijke potentie en missie.