Meegaan in de bestaande ideeën over techniek en verandering, dwingt je tot achtervolging van trends en ontwikkelingen. De weg van meesterschap zorgt er echter voor dat je de ontwikkelingen kunt grijpen en naar je hand kunt zetten. Meesterschap is niet de eenvoudigste weg in het leven, maar wel de meest veelbelovende.
Meesterschap is grip krijgen door een scherper inzicht in onze huidige, door techniek en verandering getekende wereld.
Door ons als organisatie, of als individu voortdurend aan veranderende omstandigheden aan te passen trachten we meester te worden in een deel van de door techniek doordrenkte wereld, van ons deel ervan. Maar kloppen onze veronderstellingen over deze agility, over techniek en over meesterschap eigenlijk wel? En welke benadering is de meest belovende?
Agile is een veel gehoord begrip geworden in de hedendaagse wereld van organiseren en realiseren. Het verwijst dan naar het meer algemene idee van snel, cyclisch aanpassen aan omstandigheden, de omgevingscondities. Het verwijst ook naar Agile als een specifieke manier van werken, als een collectie van principes en methodes. Het ontleent zijn validiteit aan de veelgehoorde interpretatie van onze huidige wereld als een omgeving waarin er veel verandert en welke bovendien voortdurend verandert. Of deze interpretatie correct is, is niet het onderwerp van dit artikel. Het onderwerp is wel de vraag, wanneer we uitgaan van deze interpretatie, welke houding en benadering het meeste succes belooft in een dergelijke setting.
In eerdere artikelen (Visie op Techniek, Heidegger’s Die Frage Nach Der technik) heb ik gesproken over techniek als iets dat onze huidige wereld sterk conditioneert, en wel op een manier die sterk verschilt van vroegere beschavingen en tijdperken. Techniek is iets dat door de alomtegenwoordigheid, maar fundamenteler nog, ook door diens aard als Ge-stell, het leven sterk conditioneert. Als zodanig, als conditionerende kracht dus, is het tegenwoordig iets dat bijna even fundamenteel is geworden als de natuur en de kosmos zelf. Het stelt grenzen en het kadert in zonder dat we vooralsnog over de vermogens beschikken om dit zelf een echt eigen richting te geven.
Het wezen van techniek
Wanneer we recht willen doen aan de essentie van techniek, kunnen we niet volstaan met willekeurig welke gangbare definitie ervan. De nadruk op systematische toepassing, materiële zaken, vaardigheden, of op techno-wetenschappelijke kennis en toepassing ervan is niet de essentie. Het geeft geen inzicht in de fundamentele werking en wijze van bestaan van techniek. De essentie van techniek ligt in feit dat het ons als mens in een heel specifieke en beperkte relatie tot de wereld plaatst, namelijk in een nutsrelatie. Het stelt zowel de mens als de wereld op als iets wat primair een resource is. Dit is niet de werking van één apparaat, machine, methode of algoritme, maar juist van diens essentie. Het beïnvloedt niet alleen onze acties. Onze perceptie is al geconditioneerd door deze essentie.
Om deze reden is bijvoorbeeld ook een natuurpark al techniek, omdat dit park op zijn toeristische en wetenschappelijke nut wordt gesteld. Maar ook ons idee van het sociale, als een te reguleren en te besturen domein, is technisch, omdat ook het sociale op zijn maatschappelijke nut wordt gesteld. Denkers als Martin Heidegger, Ernst Jünger en Jacques Ellul hebben hier al voldoende over geschreven.
Techniek doordrenkt onze hele wereld. Het feit dat straten bij voorkeur een zo recht mogelijk netwerk moeten vormen is een technische gedachte. Het feit dat een organisatie efficiënt moet worden georganiseerd, in plaats van bijvoorbeeld organisch of esthetisch, is een technisch fenomeen.
Wanneer we nu proberen grip te krijgen op de omgevingscondities door ons aan te passen en te innoveren en zo dus deze zeer belangrijke essentie missen, dan is grip per definitie een illusie. Bewustwording van deze essentie geeft pas zicht op de heelheid van kaders en condities waarbinnen we ons bewegen. Pas wanneer we dit incorporeren, verruimen we onze perceptie en vergroten we onze speelruimte.
Agility, de belichaming van beweeglijkheid
Agility draait om flexibiliteit van gedachte, beweging en organisatie. Deze flexibiliteit betekent in de praktijk het aanpassen aan de omgevingscondities van een organisatie. Hiermee wil men een optimale alignment teweeg brengen met de omgeving, zodat het voortbestaan en het bereiken van de doelen gerealiseerd wordt.
Er is echter een fundamenteel verschil tussen het toepassen van ideeën, principes en methoden van agility enerzijds, en anderzijds agile zíjn. Parallel hieraan vergt echt innoveren niet enkel het toepassen van agility, maar vooral ook het agile-zijn. Het toepassen werkt alleen op de letterlijke en figuurlijke instrumenten die we gebruiken, terwijl agile-zijn werkt op jezelf als mens en als groep mensen. Wie agile ís, die gebruikt al zijn instrumenten, principes en methoden op een flexibele wijze. Wie agility niet zelf belichaamt, kan deze weliswaar toepassen als methode, maar de kern van niet-agility sijpelt dan vanzelf door in al zijn werken.
Dit verschil tussen iets-toepassen en iets-zijn is een fundamenteel probleem. In De Kracht van Meesterschap heb ik geschreven over het ur-principe. Dit ur-principe is dat al het levende zichzelf als doel heeft, dat het leven recursief is en ernaar streeft het eigen bestaan zeker te stellen. Dit is werkzaam in alles wat leeft. Dit streven werkt zowel op het eigen fysieke bestaan, als op het doorgeven van je essentie. Dit laatste kan bijvoorbeeld tot de geruststelling leiden dat je eigen leven weliswaar eindig is, maar dat je iets betekenisvols gedaan hebt, waarvan de werking nog doorwerkt na je eigen dood.
Maar ook organisaties hebben een leven. En dit leven wil men logischerwijze behouden. Het ur-principe dicteert dat men dit niet een beetje wil behouden, maar juist in zijn volheid, heelheid en gezondheid. Elk gezond streven naar voortbestaan van de organisatie en diens missie, eist dat het beweeglijk-zijn volledig is en geheel belichaamd wordt, en niet alleen maar toegepast wordt. Want het is juist de belichaming van beweeglijkheid die ervoor zorgt dat het in alle geledingen en uitingen doorwerkt.
De meesterlijke beweger
Bewegen is de kern van elk modern organiseren. Maar aanpassen aan omgevingscondities is nog lang niet hetzelfde als meesterschap over een omgeving. Dat wat zich enkel aanpast aan de omgevingscondities, wordt zelf door deze omgeving geconditioneerd. Het zal deze omgeving weerspiegelen zonder zelf een echt eigen stempel hierop te drukken. Meesterschap kenmerkt zich echter doordat het een eigen stempel drukt op de omgeving. Een vergelijking met de martiale kunsten is hierin toepasselijk. Velen kunnen enkele of meerdere technieken leren en toepassen. Echter alleen de meester beheerst en belichaamt al deze bewegingen op een duidelijk herkenbare, eigen manier. En alleen de meester kan aan de omgeving een eigen leer toevoegen, terwijl de anderen alleen iets kunnen volgen. Deze gedachte heb ik zelf geformuleerd in de volgende leerstelling:
Wie een manier van denken en doen niet alleen kan toepassen, maar die deze beheerst en belichaamt, die zal bewegen en handelen op een manier die de omgevingscondities zo raken dat de hand van de meester er in te zien is. Meesterlijke belichaming leidt ertoe dat je je omgeving beweegt, en wel op een herkenbare manier. Een aanpassen dat alleen een toepassen is, en geen belichamen, is een passieve, beperkte manier van bewegen. Hier is het zinvol om kort te kijken naar de achtergrond van het woord bewegen.
Bewegen vind zijn wortels in het Oudhoogduits en verder terug in het Germaanse bi-wegan. Het is iets van plaats doen veranderen. Dat kan letterlijk of figuurlijk zijn. Het is niet enkel een mee-bewegen, maar juist en vooral een actief doen-veranderen. Hiermee heeft het een nauwe verwantschap met Carl Jung’s term ‘ergreifen’. Het grijpen, het beetpakken van iets. Dat kan natuurlijk iets letterlijks zijn, zoals een voorwerp, én het kan iets figuurlijks zijn, zoals je eigen ontwikkeling. Beweeglijkheid is dan het vermogen om iets van plaats te doen veranderen.
Wanneer we het voorbeeld van een meester in de martiale kunsten nog eens aanhalen, zien we dat de meester een technique niet alleen toepast, hij belichaamt de technique. Hij is de technique die hij toepast. En daarom begint de beweging in zichzelf, manifesteert zich vanuit zichzelf en beweegt zo de omgeving in. Deze beheersing is noodzakelijk om te kunnen ergreifen, om de omgevingscondities te kunnen grijpen en meer naar je hand te kunnen zetten. Men kan dit een meesterlijke beweger noemen. De meesterlijke beweger past zich niet alleen aan de omgevingscondities aan, maar ergreift deze juist ook.
Een meesterlijke beweger wordt je derhalve niet door alleen de technieken te leren en je aan te passen aan de omgevingscondities. Dit doe je door je situational awareness uit te breiden naar jezelf. Hoe handel en denk ik gewoonlijk? Welke ideeën breng ik in de praktijk? Welke impulsen leiden tot mijn opinies en gedragingen? Hoe werkt mijn comfortzone? Hoe gedraag ik me gewoonlijk buiten deze comfortzone? De meesterlijke beweger is zelf iemand die doorlopend inkadert en herkadert. Dit betekent juist niet dat je zonder referentiepunt bent. Je ur-principe is de absolute en onwrikbare referentiepunt. En de voorstellingen en doelstellingen die je op deze bodem van meesterschap bouwt, in jezelf en vanuit jezelf, zijn het draaipunt van al je bewegingen die dan pas echt je omgeving kunnen en zullen grijpen.