AI en de synthografische verstoring van kunst

Synthografie deed ongeveer een jaar geleden zijn intrede bij het verschijnen van Midjourney en Dall-E. Eerst heette het nog AI-kunst, wat een doorn in het oog was van een groeiende groep kunstenaars. Zij zagen het als een verstoring van het idee van kunst. Het issue was dat de door AI gegenereerde werken hun bestaan dankten aan de kunstwerken van daadwerkelijke kunstenaars (in tegenstelling tot de AI zelf). Deze claim is deels terecht. Als reactie op deze claim worden deze werken geen AI-kunst meer genoemd, maar synthografie. De verstoring van het idee wat kunst is, is hier niet minder om geworden. Het opent zelfs deuren naar interessante en zelfs vitale vragen. Wat is de rol van de ‘kunstenaar’ in synthografische werken? Hoeveel creativiteit komt er bij kijken? Wie hanteert de figuurlijke kwast in het spel van AI-artiest en AI?

De mens in een AI wereld

AI: Techniek en technologie

Het denken over techniek en technologie, zoals wij deze om ons heen aantreffen, heeft een trackrecord van zo’n honderd jaar. Desondanks is het toch een tak die zijn consequentie nog moet vinden in de samenleving. Er is veel aandacht voor technologieën en hun effecten en het is duidelijk dat het veel teweeg brengt en heeft gebracht. Maar over de essentie van techniek, en de diepere effecten daarvan hoor je nog steeds veel te weinig. Eerst is het echter nodig om het verschil tussen techniek en technologie duidelijker te maken.

Deze beide begrippen worden doorgaans door elkaar en als synoniemen gebruikt. Dit is echter niet terecht. Jacques Ellul doet dit verschil duidelijk uit de doeken in zijn boek The Technological System. In het kort komt het hier op neer. Met technologie wordt het geheel van apparaten, instrumenten, machines verstaan. Maar ook de methoden, en concepten die direct met hun creatie en gebruik samenhangen. Technologie is ook de studie naar techniek. Met techniek wordt daarentegen veeleer een stijl of een ensemble van stijlen bedoeld. Dansers, voetballers, kunstschilders maken allen gebruik van technieken, ofwel manieren om iets tot stand te brengen, een stijl van creëren. Techniek is de denk- en handelswijze bedoeld die samenhangt met het geheel van technologieën en de manier waarop je ermee interacteert.

In zijn boek toont Ellul zeer nauwkeurig aan hoe wij in een technologisch systeem leven, gekenmerkt door de autonomie, eenheid en universaliteit ervan. Enerzijds omdat wij op alle vlakken van leven en samenleven omgeven zijn door technologieën. Anderzijds door de alles doordringende aanwezigheid van techniek. Los van mobiele telefoons, auto’s, laptops en huishoudelijke apparaten, is dit ook te merken aan minder tastbare zaken. Denk aan:

  • Het feit dat het ’s avonds niet echt donker meer is
  • De rivier die wordt verlegd om er stroom mee op te wekken;
  • De verkorte aandachtsspanne bij de hedendaagse mens;
  • Het dominante denken in termen van efficiency, standardisatie en nut;
  • De mens als strikt sociaal-economisch wezen;
  • Het denken en waarnemen in termen van deconstructie;

Techniek en economie

Dit alles is techniek. Het is echter ook te merken aan de verwarring tussen wat technisch is en wat economisch. Het denken in standaardeenheden, efficiency, nut, standardisatie, procedures. Dit is allemaal technisch denken en niet economisch. Neem bijvoorbeeld de zorg. De economische belangen zouden de sociale belangen overheersen. Alles wordt in geld uitgedrukt. Dit laatste klopt op zich, geld is de voertaal. Maar als geld de taal is, wat wordt er dan in gezegd?

Geld is primair en vóór alles een middel waarmee activiteiten worden gekwantificeerd. En dit is tegenwoordig nodig om het te kunnen standardiseren en massaliseren, en dus te kunnen managen. Het gesprek aan het ziekenbed is niet te kwantificeren, zonder het te reduceren tot een verbale procedure zonder gemeenschap en verbinding. Het wordt gereduceerd tot technische communicatie omdat dit het enige is dat technisch verwerkt kan worden. Een bestuurlijk apparaat in een getechniseerde samenleving kan niets met kwalitatieve fenomenen. Van deze communicatie wordt vervolgens alles geschrapt wat niet efficiënt en effectief is. Wat over blijft is communicatie over statussen, procedures en categorieën. De zorgmedewerker wordt vervolgens op zijn meet efficiënte nut gesteld. Dit alles is pure techniek. Met economische argumenten heeft dat vrijwel niets te doen.

Anders uitgedrukt is techniek de essentie, de geest van al het technologische. Martin Heidegger noemde deze essentie ‘das Ge-stell’. Het is, kort gezegd, datgene wat de mens in een positie plaatst waarin het de werkelijkheid als materiaal bestemd en gebruikt, en wordt daarmee zelf op diens technische nut gesteld. Dit is wat techniek doet en is. Het doet ons anders naar de wereld kijken. In geen enkele andere of vorige beschavingscyclus is techniek zodanig aanwezig geweest.

Techniek en de mens

Zoals ik eerder zei is het moderne denken over techniek en technologie zo’n honderd jaar oud. Natuurlijk is er niet echt een dergelijk scherpe grens. In 1920 verscheen echter Ernst Jünger’s boek In Stahlgewittern. Dit is een autobiografisch werk over Jünger’s eigen ervaringen in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog. Hierin schetst hij een uiterst treffend en eloquent beeld van de essentie van technologie in de moderne wereld, dat in de loopgraven tegenover het nog heersende pre-technologische idee van mens en samenleving komt te staan. Technologie werd vóór WO1 veronderstelt een instrument te zijn waarover de mens vrij kon beschikken. Het titanische karakter van techniek wordt hier echter helder uit de doeken gedaan, net als de tragische rol die de mens in de nieuwe, technologische wereld toebedeeld is.

De technologische ontwikkeling is in die honderd jaar ver gekomen. Los van enkele scifi-schrijvers heeft niemand vermoed dat we nu bijvoorbeeld een discussie zouden hebben over de impact van AI. Maar met de komst van de nieuwe generatie AI, is het tijd om de vraag te stellen naar het creatieve vermogen van AI.

Experimenteren met Midjourney, Nightcafé & Dall-E

Een half jaar geleden ben ik me gaan verdiepen in AI-art, ofwel synthografie zoals het nu met een beter woord heet. Met deze tools kunt je tekst invoeren waarmee het algoritme visuele beelden creëert. Met een wat onhandig woord heet dat dus een artificiëel kunstwerk. Een voorbeeld hiervan is deze prompt:

chaos, shadow, lightbearer, meadow, father-figure, wotan, hyperdetailed, hyperrealism, Greg Rutkowski, Zdzisław Beksiński

Dit leverde onder andere het onderstaande beeld op. Als je mijn tekst bekijkt, had je hier nog vele andere, en zeer verschillende uitkomsten kunnen verwachten. Mijn keywords hebben voor het algoritme allerlei, veel gebruikte associaties. Deze keywords worden verbonden met hun associaties aan visuele patronen. Die patronen zijn elementen uit een grote hoeveelheid bestaande, werkelijke kunstwerken. Het zijn patronen die een gemeenschappelijkheid hebben in meerdere kunstwerken. Anders gezegd, typische thema’s, objectgroepen of abstracte patronen. En deze patronen hebben sterkere of zwakkere associaties met andere patronen. Uit deze pool van geabstraheerde visuele en talige ‘samenvattingen’ wordt op basis van de keywords een greep gedaan, met onder andere het onderstaande beeld als uitkomst.

De creativiteit van AI en synthografie?

Als gebruiker heb je geen controle over de werking van het algoritme zelf. Je bepaalt wel zelf welke keywords je invoert. Er bestaat echter geen eenduidig, rechtlijnig pad van keywords naar gegenereerd beeld. De wijze van associëren en interpreteren ligt besloten in het algoritme zelf en in de hoeveelheid basismateriaal waar het algoritme zijn patronen uit heeft bepaald. Dit betekent dat je keywords niet leiden tot één specifiek, beoogd beeld. Het komt wel regelmatig in heel grove lijnen in de buurt van wat je beoogd.

Je kunt dit als gebruiker verfijnen door zeer veel te experimenteren met de AI om te zien hoe deze zijn werk doet. Dit betekent dat je eerst een soort specialist moet worden van het algoritme, en daarna kun je beter voorspellen wat het met je keywords gaat doen. Net als in fotografie is ook in synthografie instrumentbeheersing een belangrijke zaak. Hoe dan ook is dit een cognitief proces. En totdat je een algoritme-kenner bent, is het een kwestie van veel exploreren en experimenteren om te krijgen wat je wilt. Het creatieve gedeelte beperkt zich derhalve tot de keuze van keywords. Veel aspecten van creativiteit kun je hierbij niet vinden in het doen genereren van beelden. Wat het van de gebruiker vraagt, kun je het beste cognitief-exploratieve creativiteit noemen.

Er zijn grofweg twee scenario’s waarmee je werkt met deze AI:

  1. Je hebt een visueel beeld in je hoofd dat je voor jezelf vertaalt naar keywords en tweakt zo lang totdat je krijgt wat je grofweg wilde hebben;
  2. Je hebt een mentale voorstelling van een set keywords, kijkt wat de AI hiermee doet, en gaat met deze flow mee;

Het cognitieve zit hem dus primair in je keuze van keywords, en het exploratieve zit hem primair in de zijpaden waarop je terecht kunt komen naar aanleiding van de gegenereerde beelden. Het valt buiten de scope van dit essay om een diepere bespreking van creativiteit toe te voegen. Ik volsta hier met de constatering dat van de gehele scope van creativiteit er slechts een klein deel gebruikt wordt. Dit maakt het geen waardeoordeel, maar wel een constatering van de verhouding tussen gebruiker en systeem.

De essentie van synthografie

De essentie van synthografie ligt niet in de datasets welke de kunstwerken van kunstenaars bevatten. Het ligt in het algoritme dat patronen herkent in de grote hoeveelheden kunstwerken en in het gebruiken van die patronen voor het genereren van nieuwe beelden middels synthese van die patronen. In het kort, de essentie van synthografie ligt in de synthese van patronen. Het is een formeel spel met patronen. Formeel omdat formele logica de basis is voor algoritmes. Dit is belangrijk omdat hiermee duidelijk wordt dat het anders functioneert dan de menselijke hersenen. De mens is in staat om formeel te redeneren, maar de diepere, onderbewuste lagen van ons brein, waartoe ook creativiteit en inzicht behoren, zijn niet talig of formeel en werken op basis van symbolen en intuïtieve associaties. Synthografie, en AI in het algemeen, imiteert bepaalde aspecten van onze hersenen, maar doet dat op basis van andere principes dan de mens zelf.

Patronen en uniciteit – Dali’s Verleiding van Sint Antonius

Wanneer we kijken naar Salvador Dalí’s schilderij De Verleiding van Sint Antonius, dan zien we een paard, vijf olifanten, een naakte knielende man, en verschillende andere figuren. En toch kunnen we van deze beschrijving geen correct beeld krijgen van het schilderij zonder het zelf gezien te hebben. De olifanten zijn duidelijk als zodanig herkenbaar, maar toch verschillen ze duidelijk en op belangrijke wijze van de olifanten die wij kennen. We kunnen ook de specifieke opstelling van Sint Antonius en de dieren geven, en toch Dalí’s werk niet kennen zonder het gezien te hebben. Er is dus iets met patronen en hun specifieke toepassing dat een rol speelt in het tot stand komen van een werk.

We kunnen bijvoorbeeld de specifieke line-up beschrijven en zeggen dat de poten van de dieren naar onder toe toenemend en griezelig dun worden. We kunnen de objecten beschrijven die de dieren met zich meedragen en ook de houding van Sint Antonius. Wanneer we dan op basis daarvan een schilderij maken, is de kans dat het lijkt op Dalí’s werk zeer klein. Dit gedachte-experiment kunnen we bijna eindeloos doorvoeren. De kern is dat er geen enkel, gefixeerd punt is waarop het oneindige aantal mogelijke werken ineens en definitief verandert in dat specifieke werk van Dalí. Er zal echter wel een bredere range zijn in dat spectrum waarop we een bepaald werk gaan herkennen als dat specifieke werk.

In dezelfde geest zouden we een klein detail van het originele werk kunnen veranderen en het toch nog steeds als dat werk herkennen. Dan kunnen we nog een detail veranderen, en nog een, en nog een. Ook hier zal er niet één gefixeerd punt zijn waarop het werk ineens en definitief niet meer herkenbaar is als dat werk. Maar er zal een bredere range zijn waarin de herkenbaarheid vervaagt.

Patronen en uniciteit – De kathedraal van Chartres

Dit brengt ons bij de manier waarop we de wereld kennen. Onze hersenen slaan geen letterlijke beelden op zoals foto’s dat doen. Wanneer we bijvoorbeeld denken aan de kathedraal van Chartres, verschijnen er een aantal kleinere en grotere patronen voor ons geestesoog. We denken dan typisch aan een kruisvormig grondplan, hoog torende gewelven, uitvoerig gehouwen stenen beelden, grote lichtgestalten, en luchtige lichtbeuken en ribgewelven. Zelfs wanneer je de kathedraal van Chartres nog nooit gezien zou hebben, zouden deze beelden in je opdoemen. En deze beelden zouden inderdaad de structurele essentie van het gebouw bevatten. En toch zou je om de kathedralen van Chartres en Dijon te kunnen onderscheiden details nodig hebben. Zelfs al zouden die details niet de essentie ervan omvatten. En wanneer je een complete lijst van alle details zou krijgen waarmee het te identificeren zou zijn als de kathedraal van Chartres, zou het op zichzelf niet volstaan om het te zien als de grootse kathedraal die het is. De patronen dienen aanwezig te zijn, naast de details om een compleet beeld te krijgen.

Om een specifiek werk te identificeren heb je dus de relevante patronen en de details ervan nodig. Het gaat er om te weten wanneer iets een specifiek werk is, wanneer het dát specifieke werk is en niet iets anders, en ook wanneer het in zijn essentie dát werk is.

Er zijn vele schilderijen gemaakt met de kathedraal van Chartres erop. Geen twee van deze werken zijn identiek. En toch bevatten zij de patronen en details die je helpen om die kathedraal te identificeren. Dit is zelfs waar wanneer geen van die werken het bouwwerk in al zijn patronen en details bevatten. Ook hier komen we weer de bredere range van herkenbaarheid tegen.

Er is een inherente incompleetheid in de menselijke perceptie van dingen. Dit is niet alleen geen probleem, het kan terug getraceerd worden tot het essentiële en noodzakelijke gebruik van patronen in onze geest. Het leven draait immers niet primair om encyclopedisch te zijn, maar om in je omgeving te kunnen overleven.

Wanneer we nieuwe dingen, ideeën of werken creëren, gebruiken we deze patronen en details om hiermee nieuwe te synthetiseren en bestaande patronen te veranderen. Dit creatieproces is primair een proces dat zich in het onderbewuste voltrekt. Het is pas in zijn voltooiing en gedetailleerde afstemming dat onze bewuste geest in het spel komt.

Kunst en techniek

Zoals aangetoond door denkers als Martin Heidegger, Ernst Jünger, en Jacques Ellul, wordt onze tijd getekend en geconditioneerd door techniek. Met techniek wordt hier dus niet het geheel van apparaten en voorzieningen bedoeld. Maar juist de onderliggende gedachte, de essentie en werking van de alomtegenwoordigheid van het technologische ensemble.

Nu is het voor de hand liggend om te constateren dat er zonder technologie en techniek niet zoiets als synthografie zou bestaan, net zomin als de fotokopie of digitale kunst zou bestaan. Wat wellicht minder voor de hand ligt, is dat de kunst zoals wij deze in onze tijd kennen ook niet zou bestaan. Na de Eerste Wereldoorlog was de consensus ontstaan dat kunst en denken op een modernere leest moest worden geschoeid. Maar al ver vóór WO1 was Europa doordrenkt van de technische geest. Het wetenschappelijke denken dat tijdens de renaissance ontstond, heeft alle grondtrekken van het Ge-stell, zoals Heidegger dit beschrijft in Die Frage Nach Der technik (meer hierover hier). Dan begint de mens al weg te stappen van een denken over mens en natuur dat op een hogere orde is gebaseerd, naar een denken dat een reductionistisch idee van materialiteit als maatstaf neemt.

WO1 was vooral het punt waarop de mens tot het besef kwam dat de oude orde al lang niet meer bestond als kracht. Alleen in de vormen en instituten zag men nog aspecten hiervan terug. Ernst Jünger schrijft hier in zijn boek In Stahlgewittern zeer duidelijk en beeldend over. Het onpersoonlijke, amorele, titanische en eigengereide karakter van techniek rolt zonder oog voor de mens over alles en iedereen heen, en laat een verwoestend spoor achter. En de mens ziet zich bijna gekleineerd en gepasseerd door deze schaal.

De modernisten proberen in het reine te komen met deze nieuwe situatie. Men ontwikkelt nieuwe ideeën en concepten om hiermee om te gaan. Na WO2 volgt een nieuwe deceptie, als ook deze niet toereikend blijken. De postmodernisten proberen hier grip op te krijgen door niet zozeer nieuwe ideeën en concepten te ontwikkelen, maar door de bestaande te betwijfelen en te deconstrueren. Het versplinterde en gerecombineerde karakter is bijvoorbeeld terug te zien in de literaire werken van het dadaïsme en de avant-garde, en in het theater van Antonin Artaud en Robert Wilson.

Aan het einde van de jaren negentig begint ook het postmodernisme zelf zijn overtuigingskracht te verliezen, en wordt opgevolgd door stromingen als het post-postmodernisme. Maar allen zijn zij schatplichtig aan en een consequentie van techniek. Wat mijns inziens voornamelijk resteert is de vraag welke ideeën, concepten en vormen er denkbaar zijn buiten het technische frame om. En juist hier is het aan de kunstenaar en de filosoof om niet zozeer anderen uit te dagen, maar juist zichzelf het filosofische, artistieke, én psychologische vuur aan de schenen te leggen. Voorbij deze zelf-confrontatie ligt een wereld aan ideeën.

Afsluitend

Synthografie is uiteindelijk slechts het zoveelste technische fenomeen in een lange rij technsiche fenomenen. Dit is de Ontvouwing van Techniek, welke zijn oorsprong vindt de demystificatie van de renaissance en de opkomst van de rationaliteit als maatstaf voor alles. Techniek en het technologische ensemble waarin we leven, ontvouwt zich niet volgens menselijke beslissingen, maar volgens een geheel eigen logica en een geheel eigen attractor. Synthografie veroorzaakt nu diepe rimpelingen in de kunstwereld. Kunstenaars claimen dat hun werken worden gebruikt om hiermee nieuwe, gesynthetiseerde werken mee te maken. Dit is deels waar. Maar de geest van techniek zit al veel meer dan honderd jaar in de gedachten en perceptie van kunstenaar. Diens geest is al technisch.

De vrees dat de mens vervangen wordt door AI is begrijpelijk. Men kan echter beter bevreesd zijn voor de technisering van onze gedachten en percepties, welke zich al voor een groot deel voltrokken heeft. Deze is namelijk veel ingrijpender en gevaarlijker. Dat wat je namelijk niet in het vizier neemt, blijft altijd je blinde hoek. Voor die enkele sporadische uitzondering, en meer dan een sporadische uitzondering is het nog niet, is synthografie een instrument dat je kunt gebruiken. De meeste andere mensen worden net zozeer gebruikt door techniek als zij techniek gebruiken. De vrije mens is een uitzondering, en alleen te bereiken door je eigen conditioneringen en je eigen Schaduw te confronteren. En moge ook de synthografische beelden ons inspireren om die Lange Nacht van de Schaduw te ondernemen. Maar hierover schrijf ik in een volgende essay.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Terug naar boven